Schriftlezingen:
Genesis 32: 24 en 26:
Zo bleef Jacob alleen achter. En een man worstelde met hem totdat de dag aanbrak. En de man zei: Laat mij gaan, want de dageraad is gekomen. Maar Jacob zei: Ik laat u niet gaan tenzij gij mij zegent.
Exodus 17: 11:
En wanneer Mozes zijn hand ophief had Israël de overhand, maar wanneer hij zijn hand liet zakken had Amalek de overhand.
1 Koningen 18: 36 en 37:
Op de tijd nu dat men het avondoffer brengt, trad de profeet Elia naar voren en zeide: Here, God van Abraham, Izaäk en Israël, heden moge bekend worden dat Gij God zijt in Israël, en dat ik uw knecht ben, en op uw bevel al deze dingen doe. Antwoord mij, Heer, antwoord mij, opdat dit volk wete dat Gij, Here, God zijt, en dat Gij hun hart weer terugneigt.
2 Koningen 6: 17:
Toen bad Elisa: Here, open toch zijn ogen, opdat hij zie. En de Here opende de ogen van de knecht en hij zag en zie, de berg was vol vurige paarden en wagens rondom Elisa.
2 Kronieken 18: 18-21:
Micha zeide: Daarom, hoort het woord des Heren. Ik zag de Here op zijn troon zitten, terwijl het ganse heer des hemels aan zijn rechter- en aan zijn linkerhand stond. En de Here zei: Wie zal Achab, de koning van Israël, verleiden zodat hij optrekt en sneuvelt te Ramoth in Gilead? De één zei dit en de ander zei dat. Toen trad er een geest naar voren, stelde zich voor de Here en zei: Ik zal hem verleiden. De Here vroeg hem: Waarmee? Hij antwoordde en zei: Ik zal heengaan en tot een leugengeest worden in de mond van al zijn profeten. Toen zeide Hij: Gij moet hem verleiden en gij zult er ook toe in staat zijn; ga heen en doe het.
Job 1: 6:
Op zekere dag nu kwamen de zonen Gods om zich voor de Here te stellen, en onder hen kwam ook de satan.
Mattheüs 17: 21:
Maar dit geslacht vaart niet uit dan door bidden en vasten
Jacobus 4: 2c:
Gij hebt niets, omdat gij niet bidt.
Openbaring 8: 1, 3 en 6:
1)En toen hij het zevende zegel opende, kwam er een stilte in de hemel, ongeveer een half uur lang.
3)En er kwam een andere engel die met een gouden wierookvat bij het altaar ging staan, en hem werd veel reukwerk gegeven om het te geven, met de geesten van alle heiligen, op het gouden altaar voor de troon.
6)En de zeven engelen, die de zeven bazuinen hadden, maakten zich gereed om te bazuinen.
Verkondiging:
Het is, zoals we in die korte gedeeltes uit de bijbel lazen, een aangrijpende lijn die zich aftekent door heel de heilsgeschiedenis heen, vanaf Genesis tot Openbaring, en dat is eigenlijk de lijn van de biddende kerk. Het is wel heel bijzonder om dat zo de revue te laten passeren.
Het begint al heel vroeg bij de aartsvaders: Jacob worstelend bij Pniël, en dan gaat het verder bij de figuur van Mozes, die daar, met de handen geheven, biddend staat om Jozua de overwinning te bezorgen. En dan Job, en Elia, en Eliza, en dan lezen we in het Nieuwe Testament steeds weer opnieuw, tot het hoogtepunt in het boek Openbaring, altijd weer wordt daar die boodschap verkondigd dat God bij Zijn heilsplan bidders inschakelt.
Bij wijze van spreken: zonder Mozes met zijn geheven handen zou Jozua tegen Amalek absoluut de nederlaag hebben geleden. En zonder Elia’s gebed en inzet op de Karmel zou Israël zijn gevallen aan de Baäl. En zonder Jobs volharding had God een nederlaag geleden tegen de Satan. En zonder het gebed van de gemeente had Paulus geen open deur gehad voor de verkondiging van het evangelie. (Efeziërs 6: 10 – 20) En Johannes vertelt tenslotte in dat visioen in Openbaringen 8 dat God niet verder kan met zijn heilsplan, omdat de gemeente niet bidt: Er valt een stilte in de hemel van wel een half uur lang. En dan ineens komt daar een engel aan met reukwerk, dat zijn de gebeden van de heiligen, en als die opstijgen tot voor de troon van God, dan gaan de engelen de bazuinen blazen die het jubeljaar aankondigen, dan gaat het heilsplan van God zich vervullen. De gemeente, dwars door de heilstijd heen, is een biddende gemeente, die volhoudt in het gebed, ook als er niets te zien is van verhoring, en ook als er teleurstellingen zijn. Dat is denk ik het eerste punt in de lezing van Daniël 10.
Daniël is daar eigenlijk een voorbeeld voor ons. We kunnen ons aan hem optrekken en toch ook in hem al die anderen zien: Jacob, Mozes, Elia, de apostelen, Johannes op Patmos, we kunnen ze allemaal op de achtergrond zien staan. Allemaal met geheven handen, om God de overwinning te bezorgen. Dat is het eerste.
Maar er zit ook een tweede hoofdpunt in dit tiende hoofdstuk van Daniël, en dat is natuurlijk dat verrassende inzicht in die onzichtbare wereld.
Die wereld is irriterend voor twintigste-eeuwse mensen. Maar voor allen die God op zijn woord serieus nemen is het bijzonder verrassend en ook, met Daniël, verbijsterend. Hij valt er letterlijk van ondersteboven.
Dit zijn de twee hoofdpunten die ik u vanmorgen uit Daniël 10 mag verkondigen, als een boodschap van God mee mag geven.
Het eerste is, wat ik gelezen heb: “Bidt, en u zal gegeven worden”.
En het tweede is dat korte gebed van Eliza voor zijn knecht: “Och, Here, open toch zijn ogen”.
Het eerste woord is een indringend woord aan de kerk, het tweede is klemmend voor heel de samenleving en de wereld waarin wij leven, die blind is zolang ze met al haar kennis en wetenschap nog geen oog heeft voor die onzichtbare wereld. Intussen hangt het eerste en tweede met elkaar samen. Want ik denk dat je het niet volhoudt te bidden als je niet gelooft in een onzichtbare wereld. Dan houdt je het nooit vol. Dat Daniël het wel volhield komt omdat hij toch altijd weer geloofde dat daar die bovennatuurlijke wereld van God is, en dat hij met zijn gebed daarin een dienst mag doen, het ambt van de voorbede mag vervullen, voor Israël en voor de volkeren.
Na deze inleiding keer ik weer terug naar punt 1.
Dat eerste punt is dus: De gemeente in de eindtijd is een biddende gemeente, die volhoudt in het gebed. Ook als je nog niets ziet van verhoring en ook als er voortdurende teleurstellingen zijn. En daar worden we direct mee geconfronteerd aan het begin van dit hoofdstuk, want ons wordt verteld dat Daniël dit gebed bidt, en dan nog wel lang bidt, in het derde jaar van koning Cyrus. Nu, in het eerste jaar van koning Cyrus was Israël, Juda, al naar Jeruzalem teruggekeerd. En dat Daniël in het derde jaar van koning Cyrus zoveel tijd neemt om te bidden, drie weken lang bidden en vasten samen met andere mannen, -bidden doe je samen-, dat is wel zeer bijzonder. Ik denk dat dat komt omdat er blijkbaar bijzondere teleurstellingen geweest zijn. We lezen ook in Ezra en Nehemia dat het allemaal niet op rolletjes ging. Toen Israël terugkeerde uit de ballingschap was er tegenslag op tegenslag, er waren vijanden, dan hield men niet vol en liet de muren weer half afgebouwd liggen, er was een hele strijd om de tempel weer te herbouwen, er moesten weer nieuwe golven teruggekeerden uit Perzië in Jeruzalem hun plaats vinden, daar waren bijzondere teleurstellingen, en soms moet Daniël gedacht hebben: Het lukt nooit!
En wat deed hij dan? Hij nam aandachtig tijden van gebed en vasten.
Dat is eigenlijk het geheim van Daniël. Als u even terugblikt over het gehele boek: dat is toch eigenlijk altijd zijn geheim geweest. Denk eens terug aan hoofdstuk 1, toen was hij veertien jaar, hij was alleen aan het hof van koning Nebukadnezar, met een paar vrienden, en hij zei: “Ik ga bidden voor een goede gezondheid, dan hoef ik dat varkensvlees van die koning niet te eten”. Zijn gebed was z’n kracht, en God heeft dat gezegend. En dan in hoofdstuk 2, daar krijgt de koning een droom en niemand weet wat die betekent, en dan lezen we in vers 18 dat Daniël en zijn vrienden bijeenkwamen om te bidden. Hij ging er voor bidden en toen liet God het hem zien. En als je zo het hele boek doorgaat, bij het schrift op de wand, en bij Daniël in de leeuwekuil. Waarom kwam hij in de leeuwekuil? Omdat hij drie keer per dag bad, drie keer per dag, daar liet hij zich door niets van af houden. Dus Daniël zien we door de hoofdstukken heen, heel zijn leven, vanaf zijn veertiende tot zijn tachtigste, want in hoofdstuk 10 is hij ongeveer 80 jaar, als een bidder. Op 80-jarige leeftijd buigt hij drie weken lang de knieën en bidt tot God, dag in dag uit. Daar begint dit hoofdstuk mee: hij vastte en hij bad. Vasten wil niet altijd zeggen, -dat zie je hier-, dat je helemaal niet eet, maar vasten betekent dat je je alle extra’s ontzegt. Er staat hier: hij at wel, maar geen vlees, hij dronk geen wijn en hij nam niets lekkers. Dat is wel een hint, want dat kunnen wij ook. Vasten moet je doen zodat alleen God het ziet. Als andere mensen het zien is het bedorven. Vasten doe je voor God, en vasten is eigenlijk door je iets te ontzeggen een streep zetten onder je gebed. Anders is bidden ook wel eens erg makkelijk: dan bidden we en we gaan weer onze gang. Maar er zijn momenten dat we het de Here wel heel nadrukkelijk willen voorleggen. En die streep onder het gebed dat is vasten. En dat blijft van het hoogste belang. Zoals Daniël hier deed, hij nam niets lekkers. Als je bij wijze van spreken eens een dag zou willen vasten, dan neem je geen koekjes, en geen wijn en je eet geen vlees, dat hoeft niemand te zien, daar kun je wel iets op verzinnen, en zo kun je toch hetzelfde doen wat Daniël deed.
En dat is toch wel heel belangrijk om God te laten zien: we menen het, dit willen we U afbidden! Dat vasten met aanhoudend bidden, soms denk ik: zijn we dat afgeleerd? Is het er nog? Als het er niet is, dan zijn we een uitermate arme gemeente. Dus ieder moet zijn eigen leven daarop onderzoeken. Herkennen wij dit, dit bidden en vasten, zo aanhoudend bidden tot God? Dat gebed zet de hemel in beweging!
Dat vind ik het meest bijzondere van dit hoofdstuk 10. Plotseling staat daar bij Daniël, als hij bidt aan de oever van de Tigris, een man. Een verbijsterende verschijning. Hij wordt ons helemaal voor ogen gesteld: in linnen kleding, staat er. Linnen kleren dat was de dracht van de priester. Wel opvallend, een priesterlijke figuur, maar tegelijkertijd volop koninklijk. Priester en koning. Zijn huid straalt als edelstenen, en zijn kleren lijken wel van goud, en dan die ogen, als Daniël daarnaar kijkt! Hij zegt: het lijken wel fakkels. En als hij spreekt dan is het een gedruis als van miljoenen stemmen. Daniël ziet hem, hij hoort hem, en hij is totaal ondersteboven. Ik denk dat dit de gestalte is van die Zoon des mensen waar Daniël in hoofdstuk 7 van heeft gezien. Die daar kwam met de wolken des hemels, en intrad voor Israël. Wij weten vanuit het nieuwe verbond en het Nieuwe Testament dat Jezus, ook voordat Hij mens geworden is zoals wij, daar was bij God en een bijzondere rol vervulde. Hij was de kroonprins van God, en vervulde een hoofdrol aan Zijn hof.
Als Hij later, na de opstanding, weer opnieuw verschijnt in hemelse heerlijkheid, -u moet dat maar eens lezen-, dan ziet u dat daar precies dezelfde figuur verschijnt als hier in Daniël 10. Dus daar zien we dat Jezus bij Daniël is, nog voor dat Hij mens geworden is.
Maar dan, wat is de boodschap van deze wonderprins uit het hof van God? Nu, dat is de meest wondere belofte voor alle bidders. Want hij zegt in vers 12: “Vrees niet, Daniël, want van de eerste dag af, waarop u begon te bidden -en hij was al drie weken bezig!-, vanaf die eerste dag zijn uw woorden gehoord. En daarom ben ik gekomen”.
Moet je nagaan, dan heeft Daniël dus drie weken gebeden, met vasten en verootmoediging zich tot God gewend, en al die weken niets gehoord, geen hint van verhoring. De hemel leek van koper! Maar dat was die niet! Maar zo moet het hem wel hebben geleken. Doorgaan met bidden, ook dan als je niets ziet of niets hoort, dat is ontzettend moeilijk. Ik geef het vaak op. Ik heb een eindeloos respect voor de moeder van Augustinus, Monica, die 38 jaar bad voor haar zoon, en 37 jaar niets zag en toch volhield. Ik zie hier in ’t klein in Daniël ook zo’n figuur. Hij hield het drie weken vol: aandachtig bidden voor Israël. Aandachtig bidden voor de doorbraak van het heil van God. En we zien het beloond. “Al op de eerste dag”, zegt deze gestalte, deze hemelse afgezant, “Al op de eerste dag bewoog dit gebed de hemel”. En God stuurde zijn hoogste gezant er op af.
Er gebeurt veel meer op ons bidden dan wij beseffen. Je kunt nog een keer denken aan Openbaringen 8, dan valt zelfs de geschiedenis stil omdat de gemeente niet bidt. En dan zit God te wachten: waar blijven die gebeden? En als die gebeden dan weer opstijgen tot voor de troon van God, dan gaat Hij zijn gang. Dan zegt Hij: nu kan het weer verder gaan. Wie weet duurt het zo lang omdat we niet bidden! Zit God in een grote stilte te wachten op de gebeden van heel de kerk over heel de aarde. Het gebed om het Rijk, om de redding, om de doorwerking van het heil.
Maar nu het tweede punt, we schakelen over naar dat andere: waarom was er van die verhoring niets te zien? Want als dan de hemel direct bewogen werd toen Daniël bad, de eerste dag al, waarom gebeurde er niets? Waarom zag Daniël niets? Hoe komt dat? Daarop antwoordt nu de godsgezant, en hij doet dat door even een tipje van de sluier op te lichten, die de bijbel uitspreidt over de onzichtbare wereld van geesten en demonen, in vers 13 lezen we dat. “Ik ben wel gekomen”, zegt de afgezant, de prins van God, “Al direct vanaf de eerste dag, alleen, ik kon niet doorkomen. De vorst van de Perzen hield me tegen”. Dat is, zoals Het Boek vertaald, die machtige boze geest die het volk van de Perzen in de greep houdt, en die wist blijkbaar in die onzichtbare wereld zoveel krachten te mobiliseren dat deze Vorst Daniël niet kon bereiken. En dat noem ik nu een zeer wonderbaarlijk inzicht in die andere wereld.
Er is dus blijkbaar, precies wat Paulus later zegt in Efeziërs 6, een strijd in de hemelse gewesten, in die onzichtbare wereld van God. “Het is zelfs zo”, zegt die gezant, “dat als Michaël, de vorst van Israël, mij niet te hulp was gekomen ik er niet doorheen was gekomen”. En later in het hoofdstuk, als Daniël opnieuw verstomd is onder dit gezicht en die prins hem bemoedigt en zegt: “Vrees niet, wees sterk, God houdt van je, hou vol, ik moet nu terug”. En daarna zegt hij: “Ik moet straks ook nog de vorst van de Grieken verslaan”.
En als we straks bij hoofdstuk 11 en 12 komen zullen we zien dat het lijkt alsof daar in de hemelse gewesten een schaduwgeschiedenis plaatsvindt. Hij moet de koning van de Perzen verslaan, en dan de koning van de Grieken, en dan later de koning van de Syriërs, en tenslotte zal hij de antichrist verslaan. En dan loop ik vooruit op waar we volgende week voor het laatst bij hoofdstuk 12 stil bij zullen staan.
Maar ik blijf nu even bij hoofdstuk 10: Het tweede machtige perspectief, wat hier als het ware in een flits geboden wordt, is eigenlijk een complete verdubbeling van ons wereldbeeld. Er blijkt niet alleen een zichtbare wereld te bestaan, die we kunnen zien en meten en bestuderen, maar daarbuiten en daar dwars doorheen, -hoe we ons dat moeten voorstellen weten we niet-, maar daar is een onzichtbare wereld, met geesten en boze geesten. Met vorsten, die daar het bevel voeren, en met lagere soldaten, bij wijze van spreken. De Amerikaan Frank Peretti heeft daar indringende romans over geschreven. Sommigen van u zullen die gelezen hebben. Ze zijn soms wel een beetje te fantastisch, maar de grondlijn is toch wel heel bijbels als je Daniël 10 er naast legt. Het is eigenlijk wat Eliza zei: “Zij die met ons zijn, zijn meer dan zij die met hen zijn”. Toen sprak hij over die onzichtbare wereld en die krachten van Gods hemelse dienaren, die daar al degenen die God heeft aangesproken en de gemeente begeleiden en bemoedigen. En die knecht van Eliza ziet dan vurige paarden en wagens. Dat ziet hij daar om zich heen. Ik zei al, voor twintigste-eeuwse mensen is dit een ergernis. Wij weten absoluut niet wat we daarmee aan moeten. Alleen als je LSD gebruikt, zegt Rob van Erkelens deze week in het Utrechtse Universiteitsblad, dan wordt je door zoiets getroffen. Die Rob van Erkelens is een nihilist optima forma, hij vond de term uit: ‘generatie niks’. Maar het trof me wel, toen hij in een interview zei: “Eén keer heb ik een ‘bad trip’ gehad, een slechte trip van LSD, en toen is daar de Zoon des mensen mij verschenen, en m’n hele leven zal me dat bij blijven”.
Ik weet niet wat ik daarvan moet denken, maar misschien heeft God wel zo’n dwaas middel gebruikt om die man eens even een hint te geven, dat er wel meer is tussen hemel en aarde dan wij, moderne en verlichte mensen, beseffen.
Waarom is die bijbelse nadruk op die onzichtbare wereld voor ons nu zo moeilijk en ook irriterend? Dat zal ik u zeggen. Dat komt omdat de moderne mens maar één ding wil en dat is: de werkelijkheid beheersen. Wij willen alles onder controle hebben. We willen alles kunnen meten, en dan kunnen voorzeggen hoe het gaat, en dan beheersen we de werkelijkheid. Heel de wetenschap en de techniek zijn daarop gericht: de werkelijkheid beheersen. We hebben daar natuurlijk ook ongelooflijk veel mee bereikt. De mens wil zelf alles onder controle houden maar nu ineens, als dan zo’n tipje van de sluier wordt opgelicht, blijkt dat daar een wereld buiten ons is waar wij geen controle over hebben, waar we in mogen dienen, mee mogen werken, maar waar we geen controle over hebben. En dat is lastig. Lastig en lachwekkend, en angstig. Weg ermee!
Je moet er maar eens op letten hoe mensen reageren op gekke dingen die gebeuren, zoals in Druten afgelopen week. (Ruiten sprongen, spiegels vielen kapot in een woonhuis, schijnbaar zonder enige aanwijsbare oorzaak. jvdv). Misschien heeft u dat gezien op televisie. Als mensen gekke dingen zien gebeuren, die ze niet kunnen plaatsen, dan reageren ze een beetje onwennig, en dan ontstaat er hilariteit, en zegt men: “Het kan natuurlijk niet dat er dingen gebeuren die buiten ons schema vallen”. Maar als het toch zo is, dan is het wel griezelig. Maar het kan natuurlijk nooit, het zal wel een misplaatste grap zijn. Nou wil ik het niet over Druten hebben, misschien is het een misplaatste grap, maar het zou ook iets kunnen zijn van magie, iets van, ik noem het maar ‘muizegekrabbel’ in de onderste regionen van die onzichtbare wereld. Dat zou het kunnen zijn.
De Schrift in elk geval informeert ons over een volkomen onzichtbare wereld buiten de onze en wat daarin gebeurt. En dat daarin een strijd plaatsvindt, een reële strijd tussen geestelijke machten. De engelen, de machten van God, en daarnaast de vijand van God, die steeds weer probeert het plan van God te ondermijnen. Generaal Eisenhower zei: “Moderne oorlogen worden in de lucht beslist”. Natuurlijk, hij dacht aan de luchtmacht, maar het is tegelijkertijd wel een hele diepe geestelijke waarheid. Moderne oorlogen, net als de vroegere tussen de Perzen en de Grieken en Romeinen, ze worden in de lucht beslist. Ik kan het niet helpen, maar zo staat het in de bijbel. Er zitten helse machten achter bloedige aardse oorlogen. Er zijn boze geesten die de leiders van het conflict in Bosnië bezielen. En er zijn onruststokers onder de Hutu’s en de Tutsi’s, die beheerst worden door die machten uit de afgrond. En er zijn overheden en machten, zegt Paulus, in de hemelse gewesten, die niets liever willen dan ook in Europa de volkeren weer tegen elkaar op te zetten en landen in hun macht ondermijnen als ze stabiel zijn. En er zijn boze machten aan het werk bij een figuur als Sirinovski in Rusland, die volgend jaar president wil worden. Nou, we zullen er tegen in bidden dat die man het nooit wordt. En er huizen ook zulk soort machten achter de gifmakers in Tokio, en zo kan ik maar doorgaan. En ze zitten soms ook in ons mooie, gepolijste, humanistische Westen. We zijn veel te naïef, we laten ons zand in de ogen strooien door de idee van de beschaving en de verlichting die zegt: “Alleen dàt bestaat wat ik kan meten met mijn instrumenten. En wat ik niet kan meten dat is er niet”.
Nou, dit hoofdstuk, Daniël 10, is één protest tegen dat twintigste-eeuwse wereldbeeld, en het daarbij passende levensgevoel van beschaving, beheersbaarheid, een pilletje tegen depressie en een rustig muziekje bij de crematie, plastic meubels: zo’n beetje ons wereldje.
Nu, dat wereldje breekt de Schrift hier open. Ineens is er in één keer een barst, en door die kier geeft de Zoon des mensen inzicht in een complete wereld van God, waar bevelhebbers van hemelse legers strategieën bedenken en soms ook nederlagen lijden: de afgezant van God tegenhouden, 21 dagen lang. Maar het devies is van het boek Openbaring, daar komen we volgende keer nog duidelijker aan toe: de overwinning staat vast, winnen zal die zwarte macht van de duivel nooit en hij weet het.
Maar hij blijft intussen aan de gang met dreigen en verleiden en stoken.
Toch, om naar een eind toe te gaan, het meest wonderlijke blijkt nog niet dat er twee werelden zijn, maar het meest wonderlijke is die onderlinge verwevenheid tussen die twee werelden. Ze zijn met elkaar verweven. Wat hier gebeurt oefent invloed daar. Omgekeerd ook: wat daar gebeurt heeft een enorme uitwerking hier.
En daarom wordt in de bijbel soms even de sluier opgelicht. Niet om ons nieuwsgierig te maken, dan gaan we er over fantaseren, en dat is de bedoeling niet. Ook geen bizarre fantasieën er op na houden en daardoor mensen in angst brengen. Omgekeerd juist. Hier wordt de sluier even opgelicht met maar één doel en dat is dat wij blijven volharden in het gebed! Meestrijden zoals Mozes dat deed met z’n handen opgeheven in de strijd tegen Amalek. Bidden zoals Paulus ons dat leerde. Inderdaad, wie weet heeft Jacobus de spijker op de kop geslagen toen hij zei: “Maar u hebt niet omdat u niet bidt!” Volhardt in het gebed. Het heeft een bereik dat volkomen buiten uw gezichtsveld valt: al bij het eerste zuchten van Daniëls gebed heeft hij de hemel bewogen en heeft God geantwoord en komt er actie. Wij krijgen van God de hoogwaardige plaats van medestrijders voor Zijn overwinningen. En dat is het belang van het gebed. Voor elkaar, voor de gemeente en voor de volkerenwereld.
Want ook de moderne oorlogen worden in de lucht beslist.