De realiteit van de toorn van God

Jesaja 47:6.

Vanmiddag wilde ik het hebben over aids en over de realiteit van de toorn van God. Dat is niet eenvoudig om daar over te spreken en het brengt ons in aanraking niet alleen met één zo’n modern verschijnsel, maar breder toch ook met heel veel meer dan alleen dit verschijnsel. Maar allereerst dat ene punt dat de krant ons met vaste regelmaat berichten geeft over een nieuwe ongeneeslijke ziekte. Zou het zo zijn dat als straks de kanker wellicht, laten we het hopen genezen kan gaan worden, dat er dan een nieuwe ongeneeslijke ziekte de kop opsteekt?
Toen ik vlak voor kerst in het dagblad Trouw een rouwadvertentie las van een jongen, Remco. Toen ineens voelde ik de hete adem van een nieuwe epidemie in mijn nek. Er staat: ’’Remco is dood’’ en als commentaar: ‘’Wat aids de mensen kon aandoen doorgrondde hij al vroeg, helaas is nu aids zijn eigen noodlot geworden.’’

Pater van Kilsdonk, een rooms-katholieke studentenpastoor in Amsterdam, verteld in Hervormd Nederland, dat hij al 25 jongens in Amsterdam ten grave heeft gedragen, die overleden zijn aan aids. In Nederland zijn er op dit moment een paar honderd mensen die aan deze ziekte lijden. Maar het getal verdubbelt zich iedere 10 maanden. In Afrika is bijna 10 % van de bevolking besmet en een kwart daarvan sterft, dat zijn hoge cijfers. Ook in de Verenigde Staten is de besmetting veel verder dan hier in Nederland. Men is in de medische wereld hierover uiterst bezorgd, omdat er nog geen enkel vaccin is wat daar tegen enige hulp kan bieden. Nu wanneer je daarmee in aanraking komt, dan komt vanzelf op ons de vraag af, hoe denken wij als gelovigen nu daarover bij het licht van de bijbel? Het is opvallend dat de ziekte zich verspreid via bloedbesmetting. Het is merkwaardig, precies dat punt waar het oude testament tegen waarschuwt, geen aanraking of besmetting met bloed, blijkt hier de weg van de overdracht. Drugsgebruikers met vuile naalden en homoseksuele contacten of publieke vrouwen, soms ook verkeerde bloedtransfusies, dragen het virus over. Een virus dat de mens berooft van al zijn lichamelijke afweermechanismes, zodat de eerste beste verkoudheid of griep de mens dodelijk treft. Het is vooral deze duistere oorsprong die alle mensen, maar ook ons als christenen bezig houdt. Een dodelijke ziekte breekt uit, een moderne epidemie en het ontstaat precies daar waar homo- en hetero seksuele perverse lichamelijke contacten gelegd worden en waar drugsgebruikers spuiten. Is het niet begrijpelijk dat de Anglicaanse kerk bij monde van hun hoogste prelaat, kardinaal Wezel Jung, gezegd heeft:’’ Aids is een ethisch Tsjernobyl. ’’ Tsjernobyl, u weet waar die kernramp plaatsvond, dit was een ecologische ramp en zo is aids een morele ramp, zoals de kernramp daar ons voor de vraag stelt na al die slachtoffers, of er niet iets hapert in onze omgang met het milieu. Zo stelt aids ons voor de vraag of er niet iets fout zit in de manier waarop relaties gelegd worden. Het dwingt zeggen ze ons tot herbezinning, God roept ons tot bekering. Nu, ik heb hier een artikel van Hervormd Nederland voor me, die precies het tegenovergestelde standpunt innemen en die daar vurig tegen protesteren. Dezelfde pater van Kilsdonk zwaait met het anathema. Hij zegt in een interview en ik citeer:’’ Als een gelovig iemand of een theoloog een verband zou leggen tussen aids en schuld, zou ik zeggen, je bent vervloekt. Zo te spreken is een aanklacht tegen God en de mens.’’ Dus daar staat de hoogste leider van de Anglicaanse kerk, bepaalt geen fundamentalist en hier pater van Kilsdonk op dit punt wel loodrecht tegenover elkaar. Wat moeten wij hiervan nu zeggen bij het licht van de Schrift. Is het echt wreed of farezeïstisch om van straf of oordeel te spreken, is dat een trap nageven? Die vraag doet zich ook voor bij de Goerees? en hun vaak verschrikkelijke uitspraken over de Joden. Heeft van Kilsdonk niet gelijk als hij kwaad wordt over dat veroordelende vingertje en die zelfverheffing en zelfrechtvaardiging die daarbij altijd weer op duikt? Nu, dat is een vraag die van Kilsdonk aan de anglicaanse bisschop stelt, maar aan de andere kant geld de vraag aan van Kilsdonk: mag God dan nooit Zijn toorn doen voelen en is een God die niet toornt nog wel de God van de Bijbel? Denk eens aan Golgotha, raken we hier niet de grondslagen van het geloof? Vanuit deze vragen gaan we nu terug naar dit profetisch woord uit Jesaja 47. Ik heb dit bewust gekozen, omdat je in dit gedeelte en met name in de tekst, diep ingrijpende woorden van de profeet leest over Babel en waarbij het in heel goed evenwicht gaat over gericht en barmhartigheid en daar wil ik vanmiddag in eerste plaats nu bij stilstaan. Even een verheldering van dit hoofdstuk, wat is eigenlijk de situatie in Jesaja 47? Het is een profetisch woord, zowel vers 46 als 47 in Jesaja gaan over Babel, precies datzelfde Babel dat in het jaar 586 onder leiding van Nebukadnezar, Israël in ballingschap heeft gevoerd, Jeruzalem ingenomen en in ballingschap heeft gevoerd. Maar nu hier valt het zelf onder het oordeel van God. Jesaja ziet de jonkvrouw Babylon, dat is een titel van een prinses, een koningin haast, hij ziet die schone prinses nu zelf vernederd. Waarom? Vers 6 geeft het antwoord. In vers 6 lezen we dat de Here zegt door Jesaja:’’ Ik ben tegen mijn volk toornig geweest, ik heb mijn erfdeel ontwijkt, ik heb het in Uw macht gegeven.’’ Drie keer ik ben, ik heb en ik heb. Drie keer zegt de Here:’’ Dat wat daar gebeurt is met Jeruzalem, dat heb Ik gedaan, onheil gebracht, Nebukadnezar gestuurd naar Jeruzalem om daar Israël te straffen voor hun ongehoorzaamheid.’’ En toch zegt de Here hier tegen de Babyloniërs, die Hijzelf als instrument gebruikt, niet: ‘’Goed gedaan.’’ In tegendeel Hij zegt tegen hen: ’’En nu tref ik u met precies hetzelfde gericht, precies hetzelfde gericht waarmee ik ook Israël sloeg.’’ En waarom? En dan komt daar die kernzin, omdat jullie toen Ik Israël sloeg, er geen barmhartigheid bewezen heb. In plaats van daaruit een les te trekken voor jezelf en je daardoor te laten zeggen, heb je jezelf verheven in trots en zelfgenoegzaamheid, je hebt gezegd:’’ Ik blijf eeuwig gebiedster.’’ ‘’Je heb geen inzicht aan deze dingen ontleend’’: verwijt dan de Here aan Babel. En daarom zo lezen we: ‘’ Moet je nu eens zien, daar gaat die trotse vrouw, die koningin onder de volkeren, vernedert als een slavin, die edele jonkvrouw met die mooie handjes, nou moet ze meel malen, kan ze eelt krijgen en kloven en die vrouw met die mooie kleren, nu loopt ze daar in lompen.’’ Zelf geveld, vernederd, verkracht. En waarom? De profeet zegt maar één antwoord:’’ Toen ik toornig was op Israël, hebben jullie geen barmhartigheid bewezen.’’ Ik vind dit woord een enorm richtinggevend woord voor ons vandaag in alle richtingen. Allereerst dit: het is niet waar dat het per definitie wreed is of schijnheilig om te spreken over de toorn van God. Dat kan je zeggen tegen de hele achtergrond achter Hervormd Nederland en van Kilsdonk, die eigenlijk iedere gedachte aan een God die toornt afwijzen. Wie zo denkt moet Jesaja lezen, Jesaja leest de krant en hij ziet onheil dat gebeurt. God komt tot hem en spreekt tot hem ten aanzien van oorlogen en epidemieën. God zegt:’’ Met die volkeren heb ik een geding, als zulke dingen gebeuren.’’ De Engelse bekende schrijver C.S. Lewis, gebruikt in zijn boek over het lijden het beeld van een megafoon. Hij zegt:’’ God fluistert tot ons in onze vreugde en spreekt tot ons in ons geweten, maar Hij roept luider tot ons in ons lijden. Dat lijden is Zijn megafoon om een dove wereld wakker te roepen’’. In dat citaat, in het verlengde van Jesaja, voel je hoe Lewis heeft willen zeggen, in zulke gebeurtenissen, daarin is God met ons bezig. God is geen kille wereldheerser, die alles maar laat gebeuren, onheil en heil, hooguit een wereldrechter die zo nu en dan de goede beloont en de kwade straft. Nee, het beeld wat de Schrift ons geeft van God, is van een bewogen God, die met een vaderhart bezig is met de wereld, die Zijn zoon, omdat Hij hem lief heeft ook tuchtigt. Maar zo’n tuchtiging heeft natuurlijk niet het doel om die zoon of die dochter te vernielen, maar juist om wakker te schudden, een dove wereld wakker te schudden en op te richten en tot zijn bestemming te brengen. En als u zegt:’’ Ja, maar daar kon bij een enkeling weleens de dood bij gemoeid zijn,’’ dan zegt de Schrift:’’ Maar voor God heeft de dood niet het laatste woord, Hij gaat door de dood heen verder met de mens.’’ En zo moeten wij ook hier in de Bijbel de toorn van God verstaan. Waarom deze bewogen profetieën over Babylon? Babylon nog wel liefst, bewogen profetieën , hoofdstukken lang: jesaja 46, 47, omdat God ook een reële relatie zoekt met Babylon, zelfs met Babylon. ‘’Rahab en Babal vermeld ik als diegene die mij kennen’’: psalm 87. In de berijming zongen we:’’ Rahab en Babal zullen U behoren, Ja volk na volk buigt eenmaal voor Hem neer en ieder land erkent Hem als de Heer.’’ En dat gaat langs die weg van gericht, Jesaja heeft ervan gesproken. Een andere plek zegt dit nog duidelijker: jesaja 26:9: ’’Want wanneer u gerichte op de aarde zijt, zegt dan Jesaja, dan leren de volkeren gerechtigheid.’’

Ik ga op dit punt nog even door met voorbeelden, omdat ik het heel goed duidelijk wil maken dat we hier niet met misverstanden moeten lezen. Ik geef een voorbeeld uit de opvoeding: als een vader nooit een conflict aangaat met zijn zoon of een dochter en precies hetzelfde geld in het huwelijk, man en vrouw, als daar nooit een conflict is, als we daar elkaar nooit pijn doen, dan is dat niet altijd een goed teken. Dat kan een teken zijn dat we weinig om elkaar geven of onverschillig langs elkaar heen leven, ieder op zijn eigen veilige eilandje. Een conflict aandurven vraagt heel veel liefde, wie dat aandurft die zegt, eigenlijk zegt hij dit niet zo, maar dat is de ondertoon, maar wie een conflict aandurft die zegt: je bent me zoveel waard dat ik er een conflict voor aandurf, om je dit te zeggen of om je dat over te seinen of je daarvan bewust van te maken. We moeten niet zo bang zijn voor ruzies of voor herrie of voor harde woorden of voor toorn of voor boosheid. Ook niet in de gemeente, als ik nooit op iemand boos ben, dan kon het weleens zijn dat ik helemaal geen diepe betrekking met die persoon heb, hij is me die prijs niet eens waard. Proeft u hoe fout dat is? Als de moderne mens zo gaat denken over God, God toornt niet. Nee, blijkbaar zijn we Hem de moeite niet waard, dat zit daar dan in opgesloten, om zo ons in een conflict te brengen waar we wezen moeten. In dat licht zie ik dus het spreken van Jesaja over de toorn van God. God heeft zoveel hart, allereerst voor Israël en daarna voor Babel, dat Hij vertoornt is op zo’n volk en dat dit zelfs voor Babel geld, een bewogenheid om die cultuur, er gaat een bewogenheid achter schuil. Zeker, dat gaat gepaard met harde klappen, zo hard dat soms mensen God niet kunnen begrijpen, zo hard dat het God zelf zeer doet. En dat leidt me tot het tweede punt, wat de andere kant is van deze tekst en dat is als het zo hard is, dan trilt er iets in het spreken van Jesaja door dat hij dan hoopt dat wij dan in lotsverbondenheid met geslagene, barmhartigheid zullen bewijzen. Ik moet bij dit wondere woord uit Jesaja altijd denken aan een groot gezin en wat er gebeurt als een vader in zo’n gezin, zijn zoontje van 5 een nog al harde uitbrander geeft en als dan zijn zusje die naast hem zit, of het andere broertje, hem dan onder tafel nog een trap nageeft, hoe kwaad je dan wordt als vader. Dan zegt:’’ Hou jij je erbuiten, dat geeft jou niet het recht om je agressie uit te leven.’’ En precies het omgekeerde gebeurt ook in iedere opvoeding: dat een vader hard handelt en dat dan toch iemand anders in het gezin, een zus of moeder, wat Jesaja noemt, barmhartigheid bewijst. Niet die vader afvalt, maar als het ware laat zien: ik voel me met je verbonden. Nou dat is het wat hier de profeet Jesaja zegt, scherper nog dat is wat hij Babylon verwijt. Hij zegt: ’’Ik was toornig op het volk Israël, maar wat deden jullie, jullie verheugden je erover, je gaf het volk Israël nog een trap na. Terwijl Ik je gebruiken wilde als pedagoog, werd je een beul. Terwijl ik hoopte dat je hun voorspraak zou worden, werd je een scherprechter. Terwijl ik je als instrument van mijn toorn wilde inzetten, onder leiding van Israël naar Babel te brengen, gingen jullie in je bloeddorstigheid en trots en wreedheid op Israël af en je ontzag zelfs niet de grijsaard. ’’ En zo brand de toorn van God los op Babylon. Ik hoop dat u uit deze profetie verstaat hoe evenwichtig en ook verassend de profeten spreken over de toorn van God en hoeveel dat ons vandaag kan leren.

Is aids een straf van God? Als we terugkeren naar die vraag dan leren we uit Jesaja 47 allereerst dit: als de Here toornt over de wereld, over Israël, over Babel, is dat niet destructieve woede, maar is dat de keerzijde van Zijn bewogenheid. Zijn toorn is de keerzijde van Zijn bewogenheid. Is aids dan een gericht van God over een ieder die het treft? Ik denk dat is een vraag die ook onschuldige die het getroffen heeft zich afvraagt. En andere zeggen, staat zo’n straf wel in verhouding met de ernst van de overtreding? Allemaal reële vragen en daarom durf ik het niet te antwoorden op de vraag alsof ik aids had, ik durf niet te antwoorden voor de persoon die het treft. Sommige zal het treffen als een onschuldig lijden, maar andere zullen het ervaren als een gericht van God. En wij samen zullen stil zijn en zeggen: ’’Is God aan het werk?’’ Want de keerzijde van Zijn toorn is juist een diepe bewogenheid met deze mensen, om ze te redden. Het liefst noem ik met Floyd McClung, aids een test. Is dat aids niet een test voor christenen die toekijken, voor niet christenen die toekijken en ook voor mensen die het treft. Zo zou ik deze epidemie willen noemen, voor mensen die het treft een test. Je kan je afvragen leefde ik wel goed en zou God hier met me bezig zijn en was mijn levensstijl nou wel de bedoeling van God? Brengt Hij me langs deze weg toch niet tot bezinning? En wij allen die om hem heen staan kunnen ons dit ook afvragen… zijn we op dit punt goed bezig in onze samenleving? Het gebied van seksuele leven, zou God niet daarom gericht brengen? Maar voor ons die het niet treft is aids een andere test, het is een test die ons beproeft in de houding van ons hart. Hebben we wel die bewogenheid die God van ons verwacht? Of zal de Here straks tegen ons ook zeggen: ‘’ Ik was vertoornt op de Westerse medemens, Afrikaanse mens, maar jullie hebben geen moment barmhartigheid bewezen, geen moment die bewogenheid gevoeld en daarom daal neer in het stof.’’ Zoals Hij tegen Babel zegt: ‘’Jullie die je handen nergens mee vuil hebben gemaakt, van de ivoren toren neer hebben gekeken op een slechte samenleving, nu zijn jullie aan de beurt.’’ Zowel Israël als Babel, beide staan hier in Jesaja onder het gericht van God, de ene vanwege ongehoorzaamheid en de ander vanwege onbarmhartigheid. Het zou bijzonder zijn als we zo bezig, worstelend met Jesaja, ons daardoor lieten motiveren om overal waar een medemens getroffen wordt , getroffen wordt door zoiets als aids, maar ook breder, waar wij denken daar is God bezig, daar slaat God in zijn toorn, om juist daar ons in te zetten met grote barmhartigheid. Want vergeet niet dat is het eerste wat Jezus miste in Israël. Ik spring nu over naar het nieuwe testament. Eén van de weeën die hij richt aan het adres van de leiders van Israël, Mattheüs 23, is het wee u over de leiders van Israël, want jullie geven tienden van zelfs de dille en komijn. Dat wil zeggen: je leeft bij de letter van de wet, maar het belangrijkste dat heb je verwaarloosd en dat is de barmhartigheid. Eigenlijk staan er drie woorden, maar ze komen alle drie op het zelfde neer: het oordeel, dat betekent het recht van de armen, dat is het oordeel daar, het recht van de zieke, het recht van de geslagen jood, het recht van de aidslijder, je recht hebben op onze hulp. Het recht van de armen, de barmhartigheid is de tweede en solidariteit, trouw, is het derde. Dus daar komt het op aan. Die eigenschappen zegt Jacobus, roemen tegen het oordeel. Dat wil zeggen, wie zo barmhartigheid bewijst, die let erop dat het oordeel van God keerzijde is van Zijn bewogenheid en vooral punt 2, die doet daarmee een appel op die andere kant in het hart van God, Heer hou er nu maar mee op. Eigenlijk is dit wat we hier in Jesaja lezen, wat we in het nieuwe testament aantreffen, het is eigenlijk 100 % de stijl van Jezus zelf. Jezus die de vervulling is van Jesaja 47. Toen God op ons alle toornde, toen is Hij gekomen om ons barmhartigheid te bewijzen, want ten diepste zijn we allemaal aidslijders. Mensen uit Israël en uit de volkerenwereld samengevallen onder een ongeneeslijke ziekte, want dat is de dood toch, een ongeneeslijke ziekte, onafwendbaar voor iedereen, niemand die er niet aan sterft. Voor ons allen is Jezus Christus gekomen toen God om met de taal te spreken van Jesaja 47, toen God toornig op ons was, toen heeft Hij ons barmhartigheid bewezen. Nu wie op die barmhartigheid bouwt, wie ze aanvaart voor zichzelf langs de weg van berouw en bekering, de weg waarop alle mensen de barmhartigheid van God moeten leren ervaren, die wordt zelf van de toorn gered en die leert nu met die barmhartigheid ook zijn medemens te benaderen.

Ik ga kort samenvatten wat we gezien hebben. Ja inderdaad, al deze rampen als Tsjernobyl in de economie en aids op het morele vlak, ze zijn even zoveel appels van God. Signalen die van Hem komen waaruit blijkt dat Hij wel bezig is met deze wereld. Voor de ene ramp als Job, voor de ander een gericht voor Gods toorn, voor ons allen een appel om hoog te denken over de barmhartigheid van God en Zijn betrokkenheid met deze wereld. Die Hem gebracht heeft tot het inzetten en geven van Zijn zoon Jezus Christus, die ons gered heeft van de toorn en die ons nu geleerd heeft om als afstraling van Zijn barmhartigheid, zo ook anderen te redden.