Leiding van God in je leven: feit of fictie?

Vanmorgen gaat het over de leiding van God in je leven. Leidt God jouw leven? Ziet u achter de dingen die gebeurd zijn in uw leven nu de hand van God, Die u duidelijk geleid heeft? Of, als je zomaar die baan krijgt, of per ongeluk die vriend hebt ontmoet, is het allemaal maar toeval?

Leiding van God in je leven, is dat nu feit of fictie?

Daarover wil ik vanmorgen met u in gesprek komen, en dat via dat verhaal van Esther. Want dit onderwerp is heel erg belangrijk. Er zijn mensen die zeggen: Ja, God leidt je leven alleen in de grote dingen, maar in de kleine dingen moet je het zelf doen.

Is dat zo? In het verhaal van Esther trof me bij het doorlezen van het hele boek, dat het toch eigenlijk maar een onbeduidende onnozelheid is dat die koning Ahasveros op een bepaalde nacht niet kon slapen. Hij grijpt dan naar de geschiedenisboeken en leest, u kent het verhaal, en dan gaat er iets gebeuren met Mordechai en Haman, maar het is eigenlijk maar een onbeduidend voorval. Maar eigenlijk was die slapeloosheid van Ahasveros heel cruciaal in de ontwikkeling verder van de vernietiging van het plan van Haman.

Maar weer anderen zeggen: God leidt alles, tot in de kleinste dingen. Alles ligt bij Hem al vast en wij moeten proberen uit te vinden wat Zijn plan is. En van weeromstuit gaan ze bij iedere beslissing die ze moeten nemen zitten wachten op een teken van boven, en als Gideon “leggen ze het vlies”, zoals dat dan heet. Is dat het?

Zie je de leiding van God in je leven vooraf, zie je het al direct op het moment dat het gebeurt, of zie je het alleen maar achteraf?

Vragen, vragen en nog eens vragen. En ook buiten de kerk zijn mensen hier mee bezig. Zou het echt waar zijn dat heel het menselijk leven alleen maar product is van tijd en toeval, eigenlijk één grote toevalstreffer? Zelfs zij die niet geloven in God kunnen dat toch eigenlijk niet geloven.

Die vragen, het zijn er te veel om in één preek te behandelen. Daarom na de dienst een preekbespreking. Als u vragen hebt die niet beantwoord zijn, kom er dan alsnog mee. Voor nu heb ik me beperkt tot één detail, één zinnetje uit het boek Esther, de vraag die Mordechai stelt aan het adres van Esther: “Wie weet of je niet juist met het oog op deze tijd de koninklijke waardigheid gekregen hebt?” Die ene vraag heb ik geproefd, die heb ik helemaal beluisterd. Die ene vraag: “Wie weet of het niet met het oog op deze tijd was… “, met andere woorden, daaronder beluister ik al die vragen van Esther: “Waarom, en waartoe?” En daarna beluister ik in deze vraag ook een heel sterk doorpriemend geloof: het had dus toch een doel, er zit een plan achter! En tenslotte zien we hoe dit doorbrekende geloof eigenlijk de motor is van een stroom van activiteiten bij Esther. Het zet creativiteit op gang, en moed, en geloof. Ja, geloven in de leiding van God maakt je niet passief maar actief.

Eerst plaats ik dat vers een beetje in een groter verband, want dit kleine vers, Esther 4: 14, is eigenlijk een scharnier in het hele boek. Tot dit vers toe is alles donker en somber en dreigend. En dan, vanaf vers 14 valt het licht, dan gaat het in een opgaande lijn omhoog en vindt de totale wending plaats. Maar rondom dit vers scharniert het boek Esther.

Het eerste deel alles somber, zei ik. Ja, wij lezen dit boek altijd weer vanuit het eind, wij weten al hoe het afloopt. Maar Esther wist niet hoe het afliep! Wij lezen het als een successtory. Een jong, knap, joods meisje, Hadassa, die daar toch maar tot uitverkorene wordt van de koning enzovoorts. Maar heeft u, heb jij je wel eens vereenzelvigd met dat meisje? De schrijver helpt ons daarbij, hij geeft ons alle stukken in handen om dat begin van het boek anders te lezen. Hij vertelt: Ze was een weesmeisje, ze had geen vader en geen moeder. Wat was er gebeurd? De enige die ze op aarde had was haar oom Mordechai. En dan overkomt haar dit. Ambtenaren van de koning halen je op, daar heb je niets in te zeggen, ze halen je gewoon op en je wordt opgesierd en opgelakt voor het bordeel van de koning. Want al is het honderd keer een koning die het deed, het blijft pure hoererij. Want jaar na jaar slaapt hij iedere nacht met een ander, zo wordt verteld. Nacht na nacht, jaar in jaar uit probeert hij de een na de ander uit tot hij de mooiste en de fijnste, de meest aantrekkelijke vindt en die mag Vasthi opvolgen. Ooit over nagedacht hoe Esther dat heeft ondergaan? Denk maar niet dat er naar haar wensen werd gevraagd. Ze werd geleefd. Leiding van God?? Hou op, grillige omstandigheden voeren haar mee, het lijkt alles toeval. De naam van God wordt niet genoemd. Het boek Esther is het enige boek in de bijbel waar in het hele boek niet één keer de naam van God wordt genoemd.

Isthar, wordt ze genoemd, dat betekent sterretje in het Perzisch. Maar de joden zeiden met een lichte wijziging Esther, de verborgene. Dat beluisterden zij erin. Want de koning weet niet met wie hij trouwt! Niemand weet dat Esther jodin is. Zij is verborgen, maar dat niet alleen, er zit iets diepers in: ook God is verborgen! Niemand weet of ziet waar of hoe Hij in het spel is. En al helemaal niet in het daarop volgende gedeelte, hoofdstuk 3, dat vooraf gaat aan de tekst, de politiek. En de gebeurtenissen die daar geschetst worden. Haman, een jodenhater van hoogste orde komt aan de macht. Hij is, wordt verteld, een nakomeling van Achach, de Amelekiet, die Saul tegen Gods wil in het leven liet. Een nakomeling van hem is hier aan de macht gekomen en hij werpt het lot, de Pur. Dat is natuurlijk symbolisch, de dobbelstenen bepalen het uur van de holocaust. Wie regeert er eigenlijk, wil de schrijver zeggen? God? Of het lot? En wat moet er door Mordechai zijn heengegaan toen hij eerst dat meemaakte en toen van die afgrijselijke plannen hoorde? Ik denk vertwijfeling. Dat denk ik niet alleen, het staat er letterlijk, zo begint hoofdstuk 4. Hij scheurt zijn kleren, en hult zich in zak en as en hij jammert voor de poort van de koning. Net zo lang tot voor dit geval de koningin een uitzondering maakt en ontsteld via haar kamerheer laat vragen wat er is, en dan wordt haar het hele verhaal verteld. Met de vraag, haast de opdracht: doe er wat aan, ga naar de koning! Hij is tenslotte je gemaal!

Esther schrikt zich wild als haar oom dat vraagt. Want zoveel weet ze wel: zoiets kan niet. Zo grillig was de macht van de koning dat je niet zomaar voor hem kon komen. Heel fijnzinnig zegt ze erbij: “Hij heeft me al dertig dagen niet gevraagd!” Dat is gewoon je leven op het spel zetten! Reikte hij haar niet in gunst de scepter, dat was ze er geweest. “Nee, oom Mordechai, sorry, dit kan ik niet.” En dan komt daar die bijzondere reactie van Mordechai. Hij zegt in de eerste plaats: “Maar je moet niet denken dat jij straks de dans ontspringt. Als daar straks de volkerenmoord doorgaat zoals gepland, dan ga jij ook absoluut voor de bijl, met je gezin, met je familie. En wanhoop niet”, zegt Mordechai, “want als jij niet optreedt -en hier komt de echte Mordechai naar voren- dan komt er heus wel redding uit een andere hoek.” Daar zit al heel subtiel een zinspeling in: “ik geloof in een hogere hand”. En dan komt zijn priemende vraag: “Alleen, wie weet of je niet juist met het oog op deze dag de koninklijke waardigheid hebt gekregen?” Ik proef in die kleine vraag een wereld van gedachten. Natuurlijk heeft Esther met die vragen gezeten! En ook met haar oom uitgewisseld: “Met het oog waarop is mij dit nu overkomen? Waarom moest het nu alles zo lopen? Eerst sterven mijn ouders, dan word ik van mijn enige vriend en toeverlaat gescheiden en word ik haremvrouw bij deze koning? En dan moet ik daar nog die gevaarlijke rol in nemen, die levensgevaarlijke rol van gemalin van de koning? Waarvoor, waartoe? Wat is de bedoeling? Wat doe ik hier?”

En dan komen daar nog die verschrikkelijke plannen van Haman, niet te geloven. Soms lijkt het leven één onnavolgbaar raadsel, één grote toevalsmachine. Ja, tot God ons dan even, zo nu en dan, een hint geeft. Bij Esther doet Hij dat door Mordechai. Mordechai is zo’n voorgestalte van Christus, en in het lied van Barnard liet hij Esther de rol vervullen van de kerk, van de gemeente. En daar zit ook wel wat in, hoewel Esther -dat zullen we straks zien- ook trekken heeft van Jezus Christus. Maar hier is het Mordechai die diepe samenhangen toont, hij vertelt de geheimenissen van het Koninkrijk zoals Jezus dat gedaan heeft, waardoor onze ogen opengaan voor het grote plan van God. En hij zegt tegen Esther: “Wie weet, wie weet was het met het oog hierop.” Het is tastend gezegd. Een prachtige vraag, want het laat helemaal ruimte aan Esther voor haar eigen zoektocht. Hij legt het niet op haar als een dogma, maar hij laat haar zelf meedenken: wie weet met het oog hierop? En wat ik er vooral zo bijzonder in vind: ik hoor daar de echo van

Waarom vragen. Waarom is mij dit overkomen, waarvoor, welk doel heeft het? Dat zijn vragen die wij kennen. Als je die verhalen over kindermoorden hoort uit België, als je denkt aan al die mensen die een ernstig verlies hebben geleden, die leven onder tragische omstandigheden. Mensen die het gevoel hebben geleefd te worden, al die dramatiek zit hier in de achtergrond van het boek Esther. Waarom, waartoe? Dat zit in de naam Esther: verborgen heeft de Almachtige Zijn aangezicht.

Nee, leiding van God in je leven is niet iets wat er bij iedereen zomaar duimendik bovenop ligt: Je hoeft maar te bidden en je ziet het!

Er zijn tijden dat alles zo donker is, dat alles wel lijkt bepaald te zijn door het lot. Je kan er geen lijn in ontdekken. Ja, maar -en daar hebben we natuurlijk de bijbel voor- dan ineens daar in die geschiedenis van Esther, als de nood aan de lippen stijgt, dan ineens ziet Mordechai het. Dan ziet hij het verband. Ineens, als hij denkt aan Haman en zijn plannen dan denkt hij: Wat bijzonder dat God al voor dat die boze plannen begonnen bezig was met deze vrouw op die positie te plaatsen! Zij is de enige die er nog wat aan kan doen, die nog, als het lukt, invloed heeft op deze koning. En dan zegt hij: “Dat is leiding!” Ineens ziet hij dat.

Ik noem dit een ineens doorpriemend geloof dat alles in beweging zet. Niet dat Mordechai er van tevoren niet in geloofde, want ook Mordechai kende diezelfde psalmen die ook wij vanmorgen hebben gezongen, en hij leefde uit het verbond, en in het geloof in de God van het verbond. Hij heeft deze psalmen misschien wel uit zijn hoofd gekend, psalm 16: ‘ook in de nacht blijf ik van Hem gewagen. Ik wankel niet, want aan mijn rechterzijde staat God de Heer Die mij tot hier toe leidde’. Dat geloven we, en daarop vertrouwen we, ongeacht de feiten. Zo ligt het in de bijbel. Geloven in de leiding van God gaat eigenlijk aan alle gebeurtenissen en ontwikkelingen vooraf. Het is ook eigenlijk niet geloven aan leiding, alsof dat een ding, een feit, een formule is, of een wetmatigheid. Dat hebben we tegenop de Celestijnse belofte, die geloven in zo’n wetmatigheid. Maar wij geloven niet in leiding als een wetmatigheid of als een ding, maar wij geloven in een Persoon Die ons leidt, de Leidende, de ons persoonlijk sturende hand van God. En God, Hij weet precies wat er gebeurt, en Hij laat u en mij geen moment echt los. Dat is het punt, Hij laat ons nooit uit Zijn hand vallen. En Hij schakelt ons in in Zijn plan. Dat is het wat ook in het nieuwe testament staat, dat is in een paar zinnen gezegd: geloven in de leiding van God. “Hij doet zelfs alle dingen medewerken ten goede”, zegt Paulus. Dat wil zeggen dat Hij al die dingen Zelf ook verschrikkelijk vindt, er gebeuren verschrikkelijke dingen, die God haat, en waarin Hij met ons mee lijdt. Maar waar ze gebeuren, en waar wij Hem in liefhebben, daar laat Hij ze medewerken ten goede, dat geloven we! Dat is Zijn belofte, Hij maakt ze een deel van Zijn plan! En soms zie je er iets van, en dan ben je ontzaglijk blij, en op andere momenten dan leven we in het geloof dat het zo is, en dan zeggen we: “Op dit moment heeft God even Zijn aangezicht voor mij verborgen.” Maar zo nu en dan is het of God een tipje van de sluier opheft, en dan zien we het, als een topje van de ijsberg, en dat is het waarom God ons het boek Esther gegeven heeft, als een modelverhaal.

De naam van God komt er niet in voor, en alles lijkt wel puur toeval. Maar dan ineens is daar bij Mordechai dat doorpriemende geloof: Wie weet of het met het oog op deze dag was! En ineens valt het van hem af, en bij Esther ook. Als ze die vraag hoort, en er bij haar als het ware een venster geopend wordt, dan vat ze het, ze pikt het direct op. Want zo gaat dat met dit geloof in de leiding van God, Je moet het herkennen, en herken je het, je vergeet het nooit weer. Je moet er oog voor krijgen.

Niets is zo tragisch als wat Elihu een keer gezegd heeft tegen Job: “God spreekt tot een mens op één wijze en op twee, maar de mens let er niet op.” Dat is erg als je er niet op let. Leiding van God daar moet je op letten, dat moet je herkennen, en je mag er om bidden dat je het mag zien. En je hebt elkaar erbij nodig, kijk maar hier. Zonder Mordechai had Esther het niet gezien. En je moet het aan anderen doorvertellen. Wat zijn wij voor gemeente als we nooit eens vertellen over hoe God ons geleid heeft? En wat bent u voor ouders als je dat nooit eens tegen uw kinderen zegt: “Wie weet heeft de Here het wel daarom zo geleid dat dit nu het gevolg is. Zie je het?” Dat noem ik een doorpriemend, een doorbrekend geloof. Als we dat niet hebben en niet zien dan worden we een dode kerk, een dode orthodoxie.

Maar je ziet ook en dat is het derde, hoe uitermate inspirerend en motiverend dat geloof is! Terwijl Esther tot dat moment toe down was en angstig, niet bereid om haar nek uit te steken, ze zegt: “Dat wordt mijn dood!”. Ze is niet bereid ook maar iets voor God te doen, maar dan slaat ze in één slag om, als een blad aan de boom. Dat vind ik het fantastische van dit vers, hier ligt de wending. Zeg me niet dat geloof in de leiding van God in uw leven u passief maakt. Zeg niet: “God doet het, dus hoef ik niets te doen”, of “Heer maak me duidelijk wat u wilt doen, ik leg mijn armen over elkaar en bezaai alstublieft mijn weg met tekenen.”

Integendeel. Ik vind dat dit geloof bij Esther een bijzonder verfrissende uitwerking heeft op haar. Ze staat op en wat ze dan niet allemaal doet! Dat wordt in een paar zinnen zo punt voor punt achter elkaar neergezet.

Ze activeert anderen: Al de joden in Susan: bidden en vasten! Ze schakelt mensen in, ze overlegt met derden, ze vraagt hulp aan haar mededienaressen. Leiding van God in je leven zoeken is nooit een soloactie. Het is altijd iets wat je samen deelt, waarin je advies van anderen vraagt.

Maar dan neemt Esther heel bewust haar eigen verantwoordelijkheid op zich. Een stap die ze met haar redelijke verstand eerst afwees, en die ze later, alles afwegende, heel bewust met dat zelfde redelijke verstand doet. Ze zegt nu niet: Dat kost me zeker het leven. Ze zegt: Ik zie de hand van God, en of Hij het me zal geven dat ik een goed woord mag doen bij de koning of niet, ik laat het aan God over.” Dat zegt ze, en dan: “Kom ik om dan kom ik om! Als een kans bestaat dat mijn volk gered kan worden en ik moet daarvoor ten onder gaan, dan is dat de moeite van het proberen waard, het is een redelijke risico-afweging.” En tenslotte is het een hele moedige keus. Ze dringt het God niet op, ze zegt: Wat God doet, ik weet het niet, ik weet dat ik een dodelijk gevaar loop, maar kom ik om dan kom ik om, ik ga ervoor!”

Daar zit iets in van het geloof zoals je dat door de hele bijbel ziet. Ik denk aan Daniël en zijn vrienden, die daar stonden voor de vurige oven. Zij zeiden: “Onze God kan ons zelfs door het vuur heen redden. Maar zelfs indien niet, toch zullen we nooit met jou meedoen.”

Iets van die radicaliteit proef ik ook hier bij Esther. Ik zie hier ook al een voorproefje in van wat de Here Jezus zegt in Gethsemane: “Vader, neem deze drinkbeker van Me af, maar ook indien niet: Uw wil geschiede, dan ga Ik ervoor. Dan weet Ik dat Ik een rol zal vervullen in Uw heilsplan.”

En dan werkt God, via mensen die zich in volle verantwoordelijkheid aan Hem toevertrouwen, restloos op Hem vertrouwen. Dat is het derde en laatste punt wat we hier in dit vers in het boek Esther opmerken. Het doorpriemend geloof: “O, daarvoor heeft de Here mij op deze plek gebracht!” heeft bij Esther juist geleid tot een hele bijzondere toewijding. Leiding voert tot toewijding, en ze treedt uit haar verborgenheid, en dan ineens zie we hoe de geschiedenis in het boek Esther een wending neemt.

Esther treedt uit haar verborgenheid, en dan doet God het ook, en je ziet Hem meewerken ten goede. God gebruikt haar. Het begint op de derde dag, staat er. Weer zo’n wondere derde dag, waar eigenlijk al het goede begint. Daar, op die derde dag wanneer ze naar de koning toegaat, reikt hij haar de scepter, de gouden scepter. En heel slim speelt Esther het spel. Ze vraagt de koning het niet voor deze dag, ze hernieuwt de attractie, de aantrekkingskracht, het weer aan elkaar wennen, en hem winnen en ze vraagt hem voor de volgende dag, met Haman erbij. We kennen het verdere verhaal. Bij de tweede maaltijd wordt Haman ontmaskerd en aan zijn eigen galg gehangen. En op de dag waarop alle joden hadden moeten worden vermoord, worden juist de vijanden van Israël vermoord en het Purimfeest wordt ingesteld, een feest over het feit dat niet de Pur, niet het lot regeert, maar God. Esther treedt uit de verborgenheid, dan doet God dat ook. Esther onthult wie ze werkelijk is, en God doet evenzo. Hij is de God van het verbond Die dwars door alles heen Zijn volk leidt naar Zijn plan, en soms gaat Hij ons voor in deze wondere voorbereiding -dat zagen we in de eerste helft van dit boek Esther-, maar soms volgt God pas als wij onze nek hebben uitgestoken, daar is een wisselwerking, dan wacht Hij op de daad van Esther en dan gaat Hij aan de gang.

Maar ook als het moet gaan door diepe dalen, zegt de schrift, Uw stok en Uw staf die geleiden mij. En dat is Esther.

We zien daarin een heel bijzondere boodschap aan ons, juist als het gaat om de realiteit van de leiding van God in ons leven. Ik ga nu samenvatten.

Er zijn tijden waarin de naam van God niet wordt genoemd. Zij zien de leiding van God niet altijd. Het lijkt alsof Hij zich verborgen houdt en er zijn dan alleen maar vragen naar het waarom en het waartoe. En dan ineens zijn er van die momenten dan licht er iets van op, van de leiding van God in je leven, dan laat Hij ons iets merken. Elihu zegt: “Maar letten we er ook op? ” Het doorpriemende geloof dat het ook echt waar is? Dat de Here God een persoonlijke band heeft met u, met jou, met mij. Dat Hij ons leven leidt en dat het niet het lot is dat het doet. Maar dat God het inpast in Zijn plannen, ook het verschrikkelijke, Hij gaat het inpassen in Zijn plannen. En het is zo belangrijk dat je dat gelooft, omdat je zonder dát geloof absoluut wegzinkt in een of andere dode orthodoxie. God is zo persoonlijk, zo groot, dat Hij jouw en uw kleine leven ziet, en dat Hij ons belooft: “Ik laat alle dingen, alle dingen, medewerken ten goede.” Dat zegt Hij.

En dan, wat doet Esther? Gegrepen door dat geloof treedt ze uit de verborgenheid, ze neemt risico’s. Ze zegt: “Bidt voor mij. Ik heb alles afgewogen, in dat geloof ga ik, kom ik om dan kom ik om.”

En God doet grote dingen. Zoals Hij gedaan heeft, zoals het grootste verhaal van de bijbel eigenlijk alles omvat. Want het grootste verhaal van de bijbel dat is de Zoon Die voor ons gekomen is, Die voor ons is gestorven, die ook voor ons is opgestaan uit de doden, dat allergrootste verhaal, dat omsluit leven en dood. Daar is Esther nog maar een hele kleine voorafschaduwing van. Maar beiden liggen in elkaars verlengde. God leidt op bijzondere wijze, ook als het donker lijkt. Oplichtend in tekenen, via mensen die zich toewijden. Geen leiding zonder toewijding.