Loslaten en loslaten is twee.

Oriëntatie

Er wordt vandaag veel geschreven over de kunst van het loslaten. Wat Jezus ermee bedoelde, is toch weer nèt iets anders dan wat een boeddhistische monnik, een postmoderne filosoof of een New Ageer ermee bedoelt. Wat Jezus onder¬wees, hield nauw verband met Zijn uitleg van ons menszijn. Hij leerde dat we geschapen zijn door God en dat we later ontspoorden. De fout ligt niet in de schepping, maar in onze ontsporing. Die ontsporing is geen ‘uit zijn even¬wicht raken’ en daarom raken cosmetische veranderingen om ons leven te verbeteren niet de kern van de zaak. In de Oosterse godsdiensten staat loslaten gelijk aan onthechting. Dat geeft mij een stoïcijns gevoel. Bij Jezus is loslaten niet onthechten, alsof er iets met de aarde en brood en wijn fout zou zijn.
Postmodern is het om van de nomade je levensideaal te maken. Leg je niet vast. Maak van ieder rustpunt een startpunt. Het klinkt wel aantrekkelijk, en is zeker een correctie op het modernisme met zijn vaste idealen, die ons toch teleurgesteld hebben achtergelaten. Maar in het postmodernisme slaat de pendel door naar het andere uiterste. Loslaten heeft Jezus nooit bedoeld als reclame voor een levenshouding waarin je je op niets vastlegt.
Door na te gaan wat de diverse levensbeschouwingen rond-om ons verstaan onder de kunst van het loslaten, kun¬nen we helder krijgen wat de bijbel nu eigenlijk bedoelt met de kunst van het loslaten. We kijken na elkaar eerst naar de manier waarop onze postmoderne tijd spreekt over loslaten, daarna gaan wij naar het Oosten en de nieuwe religiositeit. De kernvraag blijft : bouwen wij op drijfzand of op een rots?

Loslaten in post-modern perspectief.
In onze postmoderne tijd is de kunst van het loslaten populair. Heel veel jongeren kiezen voor wisselende banen, hebben moeite zich te binden, niet alleen aan werk of woonplaats, maar ook in hun relaties. ‘Moving -on ‘ ligt ons wel. Het boekenweekgeschenk van 1994 heette: Transit, geschreven door Hella Haasse. Het gaat over reizen en voorttrekken als levenshouding. Altijd onderweg zijn. Niets vasthouden, maar altijd weer loslaten. Leven in het heden. In het juli/augustusnummer van UTNE READER (een blad dat pretendeert het beste te geven van de alternatieve pers) gaat het over dit ‘nomadische bestaan’ van de altijd weer van woonplaats, baan en vriendenkring wisselende post-moderne mens. “De wereld lijkt wel uiteen te vallen in twee groepen: rijke en arme nomaden. De nomadische elite, die reist uit vrije wil en de ontheemde armen, die reizen omdat zij wanhopig zijn” . ‘Wanderers by choice’ is een van de hoofdartikelen in dit blad “Ballingschap was vroeger een van de ergste dingen die je kon overkomen, nu is het een roemrijk avontuur” p.46 e.v.
De moderne tijd maakte ons tot gevangenen van idealen. In een postmoderne tijd hoeft dat alles niet meer. Ons ideaal is Abraham.. Maar dan Abraham als nomade.

Nomadisch leven.
Terecht laat Volf in zijn al genoemde boek zien, dat je juist aan Abraham kan zien wat het grote verschil is tussen rotsgrond en drijfzand, tussen loslaten zonder basis, en loslaten met vaste grond onder de voeten.
Eerst beschrijft hij het nomadisch ideaal, zoals dat geschetst wordt in de geschriften van franse post-moderne schrijvers : ‘Nomaden staan altijd in het midden van hun eigen wereld. Zij hebben geen vaste plek, maar zwerven van plaats tot plaats, altijd vertrekkend en altijd aankomend. Elke plek van aankomst is een plek van vertrek, ieder rustpunt startplaats ‘.(M.V.p.40). Volf laat zien hoe dat uiterlijk wel op Abraham lijkt.. moest hij ook niet uitgaan en loslaten.. maar hoe anders dat toch bij Abraham ‘werkt’. Want Abraham werd geroepen en Abraham had een reisdoel. En hij trok op met een leefgemeenschap om hem heen, niet als een dolende ridder. Soms legde hij zich zo vast dat een oorlog het gevolg was (Genesis 14). Maar het is waar: hij moest steeds opnieuw leren los te laten. Daar begon het mee (Genesis 12:1-3), dat hield nooit op. Hij moest leren vertrouwen, hij moest leren zijn angsten en bezorgdheden los laten. Hij moest Ismaël loslaten, de zoon naar het vlees, maar ook Isaac, de zoon van de belofte.. Maar ten diepste was dat niet omdat hij een heroïsch nomadisch bestaan leidde, maar omdat hij een Stem had gehoord. Hij was meer een pelgrim, dan een nomade. De Joodse denker Rosenzweig schreef: Hij was nergens thuis dan alleen in de omgang met God als zijn vader en vriend. “At home nowhere than in the Dievende Embrace” waaraan Volf de titel van zijn boek ontleende (M.V.p.39). Abraham bouwde op een rots. Die gaf hem reisdoel. Reisgenoten. Absolute normen en waarden. Maar hij moest wel met twee benen op die rots altijd opnieuw loslaten.
Loslaten bevrijdt, loslaten maakt je handen vrij. Loslaten maakt meer mens, want de zucht om alles naar je hand te zetten en de onmacht om ook diepte-bindingen aan dromen en angsten op te geven, bederven ons leven. Kun je nu niet al de zegeningen van het loslaten niet evengoed ontvangen in de keuken van Deleuze, de postmoderne denker die zich de tolk maakt van het nomadisch bestaan? Vast staat dat er best wel iets van de bevrijdende werking van de kunst van het loslaten door dit nomadisch bestaan heentrekt, alleen waar het op stuk loopt is het ontbreken van iedere basis. Niemand heeft dit dieper onder woorden gebracht dan de ‘grootvader’ van het postmodernisme zelf, de filosoof Nietzsche. In ‘Also sprach Zarathoestra’ laat hij deze anti-profeet precies dat zeggen wat hij zelf als zijn diepste pijn en tegelijk zijn grootste triomf beleeft, na de dood van God: “wat hebben wij gedaan, toen wij deze aarde van haar zon loskoppelden? Wie gaf ons de spons om de horizont uit te wissen. In welke richting bewegen wij ons nu? Weg van alle zonnen? Vallen wij niet aan een stuk door? En wel achterwaarts, zijwaarts, voorwaarts, naar alle kanten!”. Postmodern nomadisch bestaan is op drijfzand gebouwd, het drijfzand van het ideaal van absolute vrijheid. De vrijheid van een astronaut, die losgemaakt is van zijn ruimteschip.

Boeddhisme
De term ‘loslaten’ komt met name veel voor in het oosterse denken. Daar houdt hij nauw verband met de grote weg tot bevrijding, namelijk de onthechting. In het boek van H. Beck ‘Boeddha en zijn leer’ lezen wij:: ‘Twee wegen moet hij die in het geestelijk leven is binnengetre¬den, vermijden: de weg van de bevrediging van de zinnelij¬ke lust en de weg van de ascese als vorm van zelfkwelling. Zij leiden niet tot de onthechting en bevrijding.. en hebben in dit en het toekomstige leven lijden tot gevolg.’

Wat Beck hier onthechting noemt, noemt een bekend boeddhistisch leraar, Khema Ayya, ‘de kunst van het los-laten’. Hij maakt die tot titel van een boek over de boed-dhistische levensstijl. Toch is er hier een groot verschil met Jezus, want bij hem staat op de achtergrond het onderwijs van Boeddha over de vier grote waarheden, namelijk dat heel het leven vol is van lijden (1) en dat de oorsprong van dat lijden ligt in de zinnelijke begeerte (2). Er is dan ook maar één oplossing: dat verlangen moet worden overwonnen (3), en de weg daar naartoe van het achtvoudige pad (4) leidt tot uitblussing van alles wat ons met de zintuigen aan de aarde verbindt. Zo alleen kan totale vrede de intocht doen.
De weg waarlangs die bevrijding zich voltrekt, is de kunst van het loslaten. Daarom moet je beginnen met het juiste inzicht en vervolgens in acht stappen van het goede woord en de goede daad, ascese, meditatie en unificatie jezelf totaal onthechten. Het eindigt in een staat van totale vre¬de. Je wordt gelijk aan de in zichzelf verzonken Boeddha; het aardse bestaan ligt aan je voeten, er is niets meer dat je raakt.
In de christelijke opvatting echter, is de zonde het pro¬bleem en niet de materie. Het probleem is niet de schep¬ping, maar dat wat de schepping bedorven heeft. Daar zit een principieel verschil: onze diagnose is anders. Zo ook het medicijn. ‘Laat los’ betekent bij Jezus niet: maak je los van de aarde, maar van de afgod, die je (ervan) gemaakt hebt.

Antroposofie
Ook in de antroposofie en aanverwante groeperingen wordt veel gesproken over loslaten als levenskunst. Te denken valt aan Kurt Tepperwein en zijn boekje Loslaten wat niet gelukkig maakt en de boeken van dr. A.J. Wel¬man. Zij benadrukken dat ieder mens in elke levensfase twee dingen leert: vastpakken en loslaten. De kunst is om bij iedere levensfase de vorige periode achter je te laten, zoals de rups dat doet bij het verlaten van zijn cocon. Een peuter die groeit, laat los. Hij raakt uitgekeken op z’n speelgoed en zoekt iets nieuws. Als hij ouder wordt, raakt hij uitgekeken op bepaalde vaardigheden die hij heeft ge¬leerd en gaat over naar een nieuwe uitdaging. De pu¬bertijd is bij uitstek de fase waarin het principe van vast¬pakken en loslaten een grote rol speelt. Alles wordt (uit)¬ge¬pro¬beerd.
Welman gebruikt als voorbeeld het lopen. Als je loopt, raakt je voet met iedere stap een stukje aarde, om het dan in een tweede beweging weer los te laten. Iets dergelijks zie je ook in spiritueel opzicht. We zijn in beweging en wie blijft steken bij de opgedane ervaringen, verstart.

Welman doet hierbij een interessante waarneming. Hij zegt dat mensen op twee manieren uit de toon kunnen val¬len. Er zijn mensen voor wie het niet mogelijk is zich te hechten (vastpakken) en er zijn mensen voor wie het niet mogelijk is los te laten. Zij kunnen de balans tussen hech¬ten en loslaten niet vinden.
Met de eerste groep bedoelt hij mensen die zich niet durven vastleggen. Ze weten niet wat ze moeten studeren of wat voor baan ze moeten zoeken, welke partner ze moe-ten kiezen of waar ze zullen gaan wonen. Ze zijn vluch¬tig, niet betrokken en besluiteloos. Volgens Welman komt dat omdat deze mensen in hun jeugd niet genoeg bevestigd zijn. Want als je niet weet wie je bent, weet je ook niet wat bij je past. Ze zijn emotioneel verwaarloosd en er is altijd een relativerende ondertoon te bespeuren: ‘Ach, wat doet het (of ik) ertoe?’ Het gevolg is dat deze mensen een zwakke wil hebben en moeilijk besluiten kunnen nemen. Loslaten is er niet bij, omdat men zich nooit heeft leren hechten.
De andere groep bestaat uit mensen die vastpakken en daar-bij ook vastplakken, ofwel nooit durven loslaten. De¬ze mensen zijn volgens Welman in een sfeer van angst opgevoed. In hun jeugd kwamen ze op allerlei momenten waarschuwingstekens tegen: ‘Pas op! Als je loslaat, loopt alles fout. Houd de dingen onder controle.’ Daarachter hoor je de boodschap: ‘Leef perfect, dan kan het nooit fout gaan.’ Hier is loslaten moeilijk, omdat het met grote angst gepaard gaat.

Terecht zeggen antroposofen dat een mens zich ongezond ontwikkelt, als hij de kunst van het loslaten niet leert. Volgens de antroposofie bestaat die kunst uit het loslaten van alles wat ons leven onvrij maakt: alles wat ons be¬lem-mert in het proces van zelfverwerkelijking. Angsten, minderwaardigheidsgevoelens, wensen ten aanzien van je kinderen, vooroordelen, irritaties, stress, een (te) grote ge-hechtheid aan eten, roken, slapen of drinken. Soms heeft dit proces van loslaten volgens de antroposofie ook be¬trekking tot ziekte. Het betreft alles wat ons tot gevangene maakt van onszelf.
Wat is bijbels gezien het bezwaar tegen deze visie? Mijns inziens is het punt dat het ik-centraal is en blijft. Uiteinde¬lijk gaat de antroposofie uit van een harmonieus mens¬beeld. De mens is als een hangklok: als er maar één ra¬dertje scheef zit, functioneert hij niet meer. Maar geef je hem een tikje, dan doet de klok het weer. Zo werkt het volgens de antroposofie ook bij de mens: als de disharmo¬nie wordt hersteld, loopt alles weer goed. Mijn kritiek op het harmoniemodel is dan ook dat men blijft toeven binnen de cirkel van de ik-bevangenheid. Er is geen Ander, die mij welkom heet. Het universum is en blijft hier onpersoonlijk. Thuiskomen doe ik alleen bij mij zelf.. inderdaad een eenzaam avontuur.

Celestijnse belofte
Soortgelijke gedachten als in de antroposofie kom je tegen in het boek De Celestijnse belofte. Dit boek is een van de vele uitingen van de New-Age beweging. Daarin worden handvaten, daar ‘inzichten’ genoemd, gegeven om te leven. Het derde inzicht wil ons ontspanning leren. Dat doet het door eerst inzicht te geven in het universum. Het zegt: ‘Eigenlijk is het universum een enorm energieveld, waarin talloze energievelden, verbonden aan planten, bloe¬men, bomen en natuurlijk de zon, maar ook de mens, op elkaar inwerken. Wie zich daar ontspannen voor open¬stelt, laat zich door die energieën verfrissen en opladen. Maar wie zich krampachtig afsluit, verliest ook weer z’n eigen ener-gie.’
Hoe moet je je dan opladen? Het werkboek van De Cele-stijnse belofte zegt: ‘Eerst goed ademhalen, je ontspannen, ga een bos bloemen bekijken, genieten van een uitzicht, ga tuinieren, mediteer elke dag. Laat je mediterend even helemaal het centrum zijn van de energieën die vanuit de hemel en de aarde door je heen stralen.’

Wat ik hier op tegen heb, is dat het me uiteindelijk toch een soort ‘monotrip’ lijkt. Alles draait om ‘contact’ maar niet om ‘ontmoeting’. Ook hier is het laatste geheim, de ons allen omgevende Realiteit onpersoonlijk. Ik hoor geen Stem, die mij roept. Ondanks alle woorden over energieën en relaties, is alles hier uiteindelijk toch op het eigen ik gericht. Zelfs in het loslaten is het nog begonnen om de zalige gevoelens die mij dat geeft.

De Bergrede
In de Bergrede wordt op een totaal andere manier over loslaten gesproken. Daar gaat het over de totale ommekeer van het ik-centraal leven. Luther typeerde deze levenshou-ding met de Latijnse woorden ‘incurvatus in se’ ,toegekromd naar onszelf toe (zoals, zie het slot van dit hoofdstuk, de hand van Lilith). Hiermee is de zonde tot in de kern ge-typeerd. De eigenlijke nood van de mens is niet disharmo-nie of slechte leefgewoonten, ook niet het feit dat wij aardse mensen zijn, met materiële verlangens en begeerten. Ons probleem is de zonde: het misbruik van alle goede gaven en verlangens voor ons eigen ik, dat wij in het cen¬trum van het universum hebben gesteld.
Daar kunnen wij onszelf niet van verlossen. Daar moeten wij uit gered worden. Dat doet God op een totaal onverwachte manier . Niet door ons te veroordelen, maar door ons heel diep te laten zien en voelen dat Hij ons liefheeft. Alleen die overmacht van zijn liefde heeft de kracht ons los te maken van ons eigen ‘ik’. Een kat laat een kluwe wol in zijn bek, waarmee hij speelt, alleen los als je hem een zwoerd spek voor ogen houdt. Zo laten wij alleen los oog in oog met het meerdere van de liefde van Christus. Van God gezonden om ons uit die gevangenschap van ons ‘zelf’ te bevrijden. Dat gaat zo diep als de dood. Die is Hij voor ons doorgegaan. Dat maakt zijn liefde zo groot. Door Hem te aanvaarden krijgen wij deel aan het nieuwe mens-zijn, dat in Hem de dood als straf is doorgegaan. Daarin speelt de voortdurende kunst van het loslaten een hoofdrol (zie Lucas 6:37).

Werkelijk loslaten leer je niet door onthechting, zoals het boeddhisme leert, niet door het ik-gerichte streven naar zelfverwerkelijking van de antroposofie en ook niet door de wijze van ontspanning die De Celestijnse belofte aanbeveelt. We worden pas werkelijk vrij door overgave aan God, door te geloven dat Jezus voor ons gestorven is aan het kruis en is opgestaan, door te leven in relatie met Hem, die ons geschapen heeft en die niet loslaat wat zijn hand begon.

Zoals ik zei, loslaten heeft alles te maken met overgave. Immers, als je je niet aan iemand kunt geven, blijf je om jezelf heen draaien. Dat is iets wat de postmodernen vergeten.
In het boek Lilith van George MacDo¬nald kan Adam, die de rol vervult van Christus, Lilith niet redden als ze niet eerst haar hand opent. In haar hand heeft ze ‘zichzelf’ geklemd. Ook als Adam haar beveelt om los te laten, lukt het haar niet. Toch moet het. Tenslotte slaat Adam op haar verzoek de hand eraf . Pas dan valt haar hand open, waarin zij de schat van haar ‘zelf’ geklemd heeft, en ze wordt vrij.. Zij valt direkt in een diepe verkwikkende slaap. ‘Arme vrouw, zei ik, ‘zij zal wakker worden met slechts één hand’. Maar Adam antwoordde: ‘Waar de dode verminking haar aankleefde, groeit reeds haar wezenlijke liefelijke hand’
Het evangelie zegt dat we ons leven winnen als we het eerst loslaten. Dat kan alleen door aanraking met de liefde van God. Dan pas durven wij in het diepe te springen. Los te laten, wat ons bond en nieuwe verantwoordelijkheden aan te gaan. Want allen wie zichzelf heeft losgelaten, kan zich op de goede wijze binden.

Radicaliteit
Overgave, loslaten in de bijbel heeft ook alles te maken met radicaliteit. Je zou kunnen zeggen: hoe dieper je basisvertrouwen op God als Vader gaat, hoe radicaler je overgave. In Lucas 14 (vers 25-35) keert Jezus dat om. Hij zegt: ‘Hoe radicaler je overgave, hoe dieper ook dat niet te beschamen vertrouwen van God zich over je zal uitstrekken.’ En daar roept Jezus toe op.
Hoe diep de liefde van God reikt en hoe absoluut je Hem kunt vertrou¬wen, ontdek je alleen langs de weg van de overgave. Alles loslaten, op Hem alleen hopen. Daarom heeft Jezus Zijn prediking van het Koninkrijk der hemelen ook altijd verbonden met de oproep tot radicaliteit. Die radicaliteit heeft een basis, en die blijkt in wezen therapie te zijn. Maar het is waar, het kost een prijs.
Dat blijkt duidelijk uit dit kernhoofdstuk van het Lucas-evangelie. Hier geeft Jezus de therapie! Hij vertelt de dis-cipelen wat ze doen moeten om die diepe onrust en dat ge-stresste kwijt te raken. Ik denk dat dat nog veel sterker geldt voor onze tijd dan voor de tijd van toen. We zijn voort-gejaagd en afgemat, we leven in een tijd waarin we zeg¬gen: ‘Het grote verhaal is verdacht, we leven in tijden zon¬der helden en we zijn allemaal bang voor radicale mensen.’

Jezus’ oproep tot radicaliteit is therapie. Als Hij de grote schare ziet die maar achter Hem aan blijft gaan, voortge-jaagd en afgemat als een kudde die geen herder heeft, zegt Hij tegen hen: ‘Wil je vrede vinden, dan is er maar één weg, en dat is: je moet er helemaal voor kiezen. Maak alles ondergeschikt aan de navolging van Mij. De band met je ouders: op de tweede plaats. De band met je broers en zusters: op de tweede plaats. De band met je vrienden en vriendinnen: op de tweede plaats. Je ambities: op de twee¬de plaats. Zelfs je eigen leven: op de tweede plaats.’ Dat zegt Jezus.
En ook: ‘Wie niet zijn kruis draagt en achter Mij komt, kan Mijn discipel niet zijn.’ (vers 27) Dat kruis betekent niet je kwalen en je ongenoegens, je lijdensweg. Je kruis betekende in die tijd: je eigen executiemiddel. Iedere tot de kruisdood veroordeelde misdadiger moest zijn eigen kruis naar de plaats van executie dragen. Dat weten we ook van de Here Jezus, die de ‘Via Dolorosa’ moest lopen. Hij heeft Zijn eigen kruis op Zijn eigen schouders moeten dragen naar de executieplaats. Een aanstootgevend beeld, maar Jezus gebruikt het en zegt: ‘Zo moet je iedere dag de bereidheid om je eigen leven te executeren op je schouders meedragen.’ Dat geldt voor iedere christen.

Eigenlijk, als je erover na gaat denken, is dit een zeer wondere les. Een soldaat die voortdurend eraan denkt hoe hij de kogel kan ontwijken loopt het eerst gevaar getroffen te worden. Hij die het even vergeet komt het verst. Jezus wil zeggen: ‘Al je verlangens, je doelen, je levenside¬alen, je wensen: je krijgt ze alleen via de omweg van ze vergeten.’. Want dat is natuur¬lijk een omweg. Dan moet je alles toever-trouwen aan de zaak van het Konink¬rijk, dan moet je God liefhebben boven alles. Maar als je alles hebt losgelaten, krijg je het via de achterdeur weer terug. Een wondere omweg, en het is echt waar: al het andere wordt je bovendien geschonken, ik kan uit ervaring spreken. We gaan bezitten als niet-bezittende.

Het voorbeeld uit het begin van dit hoofdstuk, van de circusartiesten, vind ik een voorbeeld van het basisvertrouwen waar Jezus van spreekt. Want volgens mij is dat de kern van radicaliteit: overgave. Evangelische radi-caliteit bestaat uit echte overgave. Jezus zegt erbij: ‘Met het verstand voorbereid!’ Het is goed van te voren uit te rekenen wat het kost. Geen wilde sprong, maar met het verstand voorbereid en dan… hartgrondig loslaten, vooraf goed getraind, en tenslotte zelf vergeten. Met de kruisbalk op je schouder iedere dag de oude mens afleggen en de nieuwe mens aandoen. Dat alles hoort tot de radicaliteit van de navol¬ging. Alleen dat belooft genezing van een verdeeld hart. Alleen dat belooft de vrede die alles te boven zal gaan (Filippenzen 4:7).

Zachtmoedigen
Tenslotte nog een voorbeeld uit de Zaligsprekingen, uit het be¬gin van de Bergrede. Daar zegt Jezus: ‘Zalig de zachtmoe¬digen.’ Ik denk dat de scherpste typering voor de zacht¬moedige is dat hij de kunst van het loslaten kent. Dat komt het meest tot uitdrukking als we de tweede zin er direct bij betrekken: ‘Zalig de zachtmoedigen, want zij zul-len de aarde beërven.’ Jezus belooft dat aan deze men¬sen, om¬dat juist zij de aarde hadden leren loslaten. Je zou kun-nen zeggen dat de aarde hier staat voor alles wat het na¬tuur-lijke bestaan aan dromen en verlangens in zich draagt. Die wordt aan de zachtmoedigen beloofd, maar dat komt om¬dat juist zij die aarde hebben losgelaten. Dat is zo’n won¬derlijk heilsgeheim, je raakt er eigenlijk niet over uitgedacht.

Maar hoe kun je leren loslaten? Dat kunnen we niet van¬zelf. Dat kan ik niet als ik een sterke persoonlijkheid ben en dat kan ik niet als ik een zwakke persoonlijkheid ben, want ik ben een kind van Adam. Het typische van ons mensenkinderen is dat wij zelf controle willen houden over ons leven. We willen zelf over ons leven beschikken, het zelf opbouwen, het zelf in handen houden, het zo laten ontwikkelen als we ons graag gewenst hadden. Uit die verlorenheid – dat is het in feite – roept Jezus ons weg. En Hij zegt tegen u, tegen mij: ‘Zolang jij zelf die aardse dromen die jij je hebt voorgesteld, vasthoudt, met alle verlangens die daarbij horen, ga je juist verliezen! Daar word je een gevangene van! Maar als je tot Mij komt zoals je bent, en je je leven totaal aan Mij ondergeschikt maakt, als je je aan Mij èn Mijn plan toewijdt, wordt alles anders. Dan zul je van Mij leren wat echt leven is.’
Want echt leven is dat je je leven met al zijn dromen en wen¬sen ondergeschikt maakt aan het heilswerk van God. God houdt van je en Hij heeft je lief. Hij staat te popelen om ons leven vrucht te laten dragen. Maar zoals een wijn-stok moet worden gesnoeid en geknipt, moeten wij worden geënt en dat kan niet zonder de kunst van het loslaten.
En dat is zachtmoedigheid. De ware zachtmoedige heeft geleerd om alleen op God te letten en op wat Hij wil dat hij doet. Kijk maar naar Mozes. Mozes de driftkikker, die aan het eind van zijn leven de ‘zachtmoedigste van alle men¬sen op aarde’ genoemd wordt (Numeri 12:3). Mozes is eigenlijk de grote geschiedenis van het loslaten. Hij moest zijn carrière loslaten. Ik denk dat hij, als prins aan het hof van Farao, zich zijn leven totaal anders had voor¬gesteld. Alles gaat anders als hij daar in een dolle driftbui een Egyptenaar doodslaat. Dan moet hij vluchten. En dan is hij daar in Midian. Hij heeft een vrouw, kinderen, een goed bestaan: huisje, boompje, beestje, en wat gebeurt? Hij moet weg, hij wordt weggeroepen. Opnieuw: loslaten. Hij moet een onwillig volk gaan leiden, dat hem soms bij tijd en wijle wel kan vermoorden. Hij was zachtmoedig, om¬dat hij in die lange oefenweg restloos leerde los te laten.
Welke weg moest hij gaan? Hij let op de wolkkolom en de vuurkolom. Wat moesten ze eten? Hij verwacht het van God: manna, iedere dag opnieuw, niet eens voor twee dagen. Waar naar toe? De weg die God hen zal leiden naar het beloofde land. Ja, Mozes blijft het voorbeeld, denk ik.

Iemand die vasthoudt, die denkt dat hij koning is, heer en meester van de situatie, wordt een gevangene van zijn eigen dromen. En het averechtse gebeurt. Jezus zegt: ‘Laat los en dan zul je losgelaten worden.’ (Lucas 6:37) Als je dat kunt, ga je die zelfde bevrijding beleven die ook Mozes onder-ging.

Wie vasthoudt raakt onvrij, verkrampt en geknecht, op-standig en verbitterd. Daarom zegt Jezus: ‘Gelukkig te prijzen de man en de vrouw die van de Heer hebben geleerd dat los te laten. En dan niet met knarsende tanden, maar met dat wondere vertrouwen dat wat God met ons voorheeft niet minder is dan onze dromen, maar meer. Wat wij dromen en wensen is te klein in Zijn oog. Zalig de zachtmoedigen die door pijn en verbittering heen hebben leren loslaten, want God gaat met ze aan het werk. Ze krijgen bijzondere beloften.

Ook hier weer komt de vraag naar voren hoe we die kunst van het loslaten kunnen leren. Eigenlijk moet je voortdu-rend in het oog houden dat Jezus het is die ons ertoe aan-moedigt. Hij Zelf nodigt ons als het ware uit met de woor-den uit Mattheüs 11:28: ’Kom tot Mij, en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart. Komt tot Mij die vermoeid en belast zijt, gestresst en bezwaard.’ Er zijn din-gen waar we mee opstaan en waar we mee naar bed gaan, en Jezus wil dat wij ze loslaten. Hij kan dat willen, omdat Hij zo’n groot inzicht heeft in dat hogere plan van God.
God heeft niet minder, maar meer met ons voor in Zijn heilsplan, en dat is het wat Jezus gedreven heeft. Daarom zegt Hij vlak voor die oproep: ‘Dank U, Vader in de he¬mel, dat U dit voor wijzen en voor verstandigen ver¬borgen gehouden hebt, maar aan kinderen hebt geopenbaard.’ Namelijk dat God en Zijn heil en Zijn liefde niet op minder uit zijn, maar op meer dan we verwachten. Hij zegt erbij: ‘Mijn juk is zacht en mijn last is licht.’ Zo gaan we steeds meer begrijpen van dat ‘meer’ dat God met ons voor heeft.

Uit dit gedeelte kunnen we tenslotte ook leren dat we er, hier op aarde al, iets voor terugkrijgen als we leren los¬laten. Jezus zegt immers: ’Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven. Ik lees dat niet alleen maar als iets voor een verre toekomst, maar in de eerste plaats voor het hier en nu. Heel concreet, aan deze zijde van het graf. Wie loslaat, krijgt er iets heel bijzonders voor terug. Als je loslaat, word je een bevrijd mens, je wordt wakker. Je realiseert je ineens hoe je eigenlijk een gevangene was van je eigen dromen en plannen.
Een man in onze gemeente kreeg op 57-jarige leeftijd kanker; daardoor moest hij al zijn dromen en zijn verlan¬gens loslaten. Toen hij dat deed, met vallen en opstaan, kreeg hij er een verdiepte verhouding met zijn vrouw en uiteindelijk een zeer goed geslaagd huwelijk voor terug. Dat was een aards stuk vreugde nog voor het graf.
In zijn boekje over de Bergrede schrijft ds. H. de Jong: ‘Het is merkwaardig dat zachtmoedige mensen vaak kun¬nen gaan en staan waar ze willen. Ze kunnen overal onder¬door, ze voelen zich overal thuis, ze worden nergens opgejaagd. Mensen die zich druk maken om hun eigen rechten hebben nooit rust, al gaan ze zover met vakantie zodat het wel lijkt of de aarde van hèn is. Maar de aarde is niet van hen, de zachtmoedigen bezitten het land en lopen daar als erfgenamen rond. Frank en vrij.’
Dat is de zaligheid van het Koninkrijk voor wat het hier en nu betreft. Maar er zit ook een diepere dimensie in. Immers, als Jezus zegt: ‘Zij zullen de aarde beërven’, ge-bruikt Hij een beeld van iets dat veel verder reikt dan alleen deze aarde. Het betekent: ‘Eigenlijk zijn we nu nog onmondige zonen, en God de Vader heeft Zijn Testament nog niet bekend gemaakt. Gedurende dit aardse leven leven we toe naar het moment dat dat gebeuren zal. Pas dan kan de Vader helemaal bekend maken aan wie Hij de aarde nagelaten heeft: aan de zachtmoedigen. ‘Om weinig zijn jullie trouw geweest, over veel zal Ik jullie stellen.’ Dan krijgen juist degenen die de aarde en haar aardse dromen loslieten, haar met haar aardse vreugde terug. Vervuld, verheerlijkt en vervolmaakt.
Bijzonder blijft het wel, dat ze de aarde terugkrijgen. En dat onze toekomst er een is van een vernieuwde aarde.

Radicaliteit
Overgave, loslaten in de bijbel heeft ook alles te maken met radicaliteit. Je zou kunnen zeggen: hoe dieper je basisvertrouwen op God als Vader gaat, hoe radicaler je overgave. In Lucas 14 (vers 25-35) keert Jezus dat om. Hij zegt: ‘Hoe radicaler je overgave, hoe dieper ook dat niet te beschamen vertrouwen van God zich over je zal uitstrekken.’ En daar roept Jezus toe op.
Hoe diep de liefde van God reikt en hoe absoluut je Hem kunt vertrou¬wen, ontdek je alleen langs de weg van de overgave. Alles loslaten, op Hem alleen hopen. Daarom heeft Jezus Zijn prediking van het Koninkrijk der hemelen ook altijd verbonden met de oproep tot radicaliteit. Die radicaliteit heeft een basis, en die blijkt in wezen therapie te zijn. Maar het is waar, het kost een prijs.
Dat blijkt duidelijk uit dit kernhoofdstuk van het Lucas-evangelie. Hier geeft Jezus de therapie! Hij vertelt de dis-cipelen wat ze doen moeten om die diepe onrust en dat ge-stresste kwijt te raken. Ik denk dat dat nog veel sterker geldt voor onze tijd dan voor de tijd van toen. We zijn voort-gejaagd en afgemat, we leven in een tijd waarin we zeg¬gen: ‘Het grote verhaal is verdacht, we leven in tijden zon¬der helden en we zijn allemaal bang voor radicale mensen.’

Jezus’ oproep tot radicaliteit is therapie. Als Hij de grote schare ziet die maar achter Hem aan blijft gaan, voortge-jaagd en afgemat als een kudde die geen herder heeft, zegt Hij tegen hen: ‘Wil je vrede vinden, dan is er maar één weg, en dat is: je moet er helemaal voor kiezen. Maak alles ondergeschikt aan de navolging van Mij. De band met je ouders: op de tweede plaats. De band met je broers en zusters: op de tweede plaats. De band met je vrienden en vriendinnen: op de tweede plaats. Je ambities: op de twee¬de plaats. Zelfs je eigen leven: op de tweede plaats.’ Dat zegt Jezus.
En ook: ‘Wie niet zijn kruis draagt en achter Mij komt, kan Mijn discipel niet zijn.’ (vers 27) Dat kruis betekent niet je kwalen en je ongenoegens, je lijdensweg. Je kruis betekende in die tijd: je eigen executiemiddel. Iedere tot de kruisdood veroordeelde misdadiger moest zijn eigen kruis naar de plaats van executie dragen. Dat weten we ook van de Here Jezus, Die de ‘Via Dolorosa’ moest lopen. Hij heeft Zijn eigen kruis op Zijn eigen schouders moeten dragen naar de executieplaats. Een aanstootgevend beeld, maar Jezus gebruikt het en zegt: ‘Zo moet je iedere dag de bereidheid om je eigen leven te executeren op je schouders meedragen.’ Dat geldt voor iedere christen.
t
Eigenlijk, als je erover na gaat denken, is dit een zeer wondere les. Jezus wil zeggen: ‘Al je verlangens, je doelen, je levenside¬alen, je wensen: je krijgt ze alleen via de omweg van ze vergeten.’ Want dat is natuur¬lijk een omweg. Dan moet je alles toever¬trouwen aan de zaak van het Konink¬rijk, dan moet je God liefhebben boven alles. Maar als je alles hebt losgelaten, krijg je het via de achterdeur weer terug. Een wondere omweg, en het is echt waar: al het andere wordt je bovendien geschonken, ik kan uit ervaring spreken. We gaan bezitten als niet-bezittende.

Het voorbeeld uit het begin van dit hoofdstuk, van de circusartiesten, vind ik een schitterend voorbeeld van het basisvertrouwen waar Jezus van spreekt. Want volgens mij is dat de kern van radicaliteit: overgave. Evangelische radi-caliteit bestaat uit echte overgave. Jezus zegt erbij: ‘Met het verstand voorbereid!’ Het is goed van te voren uit te rekenen wat het kost. Geen wilde sprong, maar met het verstand voorbereid en dan… hartgrondig loslaten, vooraf goed getraind, en tenslotte zelf vergeten. Met de kruisbalk op je schouder iedere dag de oude mens afleggen en de nieuwe mens aandoen. Dat alles hoort tot de radicaliteit van de navol¬ging. Alleen dat belooft genezing van een verdeeld hart. Alleen dat belooft de vrede die alles te boven zal gaan (Filippenzen 4:7).